Historie

In tegenstelling tot landen om ons heen, ontbeert Nederland een groot muziek- en muziekinstrumentenmuseum. De belangrijke verzameling in het Kunstmuseum Den Haag is al decennia voor het publiek onzichtbaar. Gelukkig heeft het Rijksmuseum sedert enkele jaren een bescheiden afdeling gericht op muziek en muziekinstrumenten, maar een instelling zoals het Cité de la Musique in Parijs, of het MIM in Brussel ontbreekt. Initiatieven voor de oprichting van een Nederlands Muziekmuseum in Amsterdam (Beurs van Berlage), hebben het niet gehaald. Daardoor is er geen nationale instelling, die zich om de teloorgang van historische muziekinstrumenten inzet.

In de tweede helft van de vorige eeuw zijn er verschillende particuliere initiatieven ontstaan om het levend erfgoed van historische klavierinstrumenten te behouden. Enerzijds stoelde dit op de toegenomen interesse in de historisch geïnformeerde “authentieke” uitvoering van muziek uit voorgaande eeuwen – denk aan Gustav Leonardt, Frans Brüggen, Anner Bijlsma en Stanley Hoogland. Anderzijds bekommerden belangstellenden zich om klavierinstrumenten, die als gevolg van redundantie dreigden verloren te gaan, zoals pianola’s, theaterorgels, harmoniums en huisorgels. Hieruit zijn bescheiden verenigingen en particuliere musea ontstaan, die er voor gezorgd hebben dat we vandaag de dag nog over deze muziekinstrumenten beschikken. Helaas loopt de eigenzinnige generatie, die hiervoor gezorgd heeft, geleidelijk op zijn einde.

De grote diversiteit van het ecosysteem van de historische klavierinstrumenten dreigt ernstig aangetast te worden. Kleine (particuliere) muziekinstrumentenmusea dreigen te verdwijnen: als een gemeente vanwege bezuinigingen moet kiezen tussen een museum voor eigentijdse kunst, een museum voor lokale geschiedenis en een museum, dat muziekinstrumenten beheert, dan is de laatste veelal de verliezer, is onze ervaring. Daarnaast zijn musea, die niet een specialisatie op muziekterrein hebben, geneigd onder druk van bezuinigingen klavierinstrumenten uit hun collecties te ontzamelen; immers deze nemen veel depotruimte in beslag, restauratie is kostbaar en het ontbreekt veelal aan binding met de lokale geschiedenis. Ook kastelen en buitenplaatsen, die nog over een klavierinstrument beschikken, ontbreekt het meestal aan de specialistische kennis om deze in goede staat bespeelbaar te houden. De instrumenten vormen een sta-in-de-weg en worden afgedankt of vervangen door een moderne piano of vleugel.

Het gaat niet alleen om het behoud van het tastbare muziekinstrument in zijn meest originele vorm. Weliswaar is het belangrijk, dat er onaangetaste instrumenten als referentie voor toekomstige restauratie en replica-bouw worden bewaard. Echter vele musea gedragen zich als mausolea voor muziekinstrumenten: de instrumenten worden onder een kaasstolp gezet en mogen niet bespeeld worden. Als er – naast collecties met referentieobjecten van overwegend historische waarde – geen gebruikscollecties met een grote diversiteit aan bespeelbare historische en replica-instrumenten meer beschikbaar worden gehouden, dan verdwijnt de mogelijkheid voor musici en musicologen om zich in de praktijk te bekwamen en deze instrumenten te bestuderen; en voor het publiek om van muziek gespeeld op deze instrumenten kennis te nemen en ervan te genieten.

Het beheer en behoud van gebruikscollecties klavierinstrumenten kan niet uitsluitend aan goedwillende amateurs worden overgelaten. Het mechaniek van deze instrumenten is zeer complex. Restauratie-amateurs, maar ook professionele pianorestauratoren die niet over specialistische kennis beschikken, kunnen ongewild veel kwaad doen, zoals helaas de praktijk ons heeft geleerd.

In plaats van het ontzamelen van gebruikscollecties, zouden instellingen, zoals de onze, deze instrumenten in langdurig bruikleen moeten kunnen uitplaatsen op locaties, waar deze vroeger ook gestaan hebben; dus in publiek-toegankelijke kastelen, buitenplaatsen, historische huizen, kerken en nadere historische locaties met een klein podium. Helaas ontbreekt hiervoor structurele financiering. Waar voor klavierinstrumenten, die nagelvast aan rijks- en gemeentelijke monumenten geklonken zijn – zoals kerkorgels en carillons – wel beschermings- en subsidieregelingen zijn – en zelfs een afdeling Klinkend Erfgoed van de Rijksdienst Cultureel Erfgoed –, ontbreekt deze voor eigenaren en beheerders van historische gebouwen, waar ooit historische piano’s, harmoniums, huisorgels of klavecimbels stonden. Dit ‘sound heritage’ moet het doen met projectsubsidies voor concertuitvoeringen, waarbij er van uit wordt gegaan dat instrumenten daarvoor door musici worden meegenomen of ingehuurd. Fondsen in de muzieksector zijn gericht op uitvoeringen en musici, die zelf hun instrumenten meenemen. Echter, voor historische klavierinstrumenten is dit geen goede optie: die moeten bij voorkeur juist op een vaste locatie blijven staan, liefst in een historisch gebouw; daarvoor zijn die instrumenten ooit gebouwd. Dat is dan ook de reden, dat er steeds minder van deze semi-immobiele historische klavierinstrumenten voor uitvoeringen beschikbaar zijn.

Stop deze kaalslag!

Help ons deze klavierinstrumenten voor komende generaties musici te behouden.